Dringende en voorlopige maatre...

Dringende en voorlopige maatregelen bij de Vrederechter: wanneer van toepassing?

Op grond van artikel 223 Burgerlijk Wetboek kan één van de echtgenoten zich tot de bevoegde Vrederechter wenden voor dringende en voorlopige maatregelen betreffende de persoon en goederen van de echtgenoten en de kinderen indien de andere echtgenoot grovelijk zijn plicht verzuimt.

Dringende en voorlopige maatregelen zijn eveneens mogelijk indien de verstandhouding tussen de echtgenoten ernstig verstoord is.

De maatregelen die de Vrederechter kan bevelen zijn divers:

  • De samenwoningsplicht kan worden opgeschort
  • Er kan een persoonlijk onderhoudsgeld aan één van de echtgenoten worden toegekend
  • Maatregelen m.b.t. de kinderen:
    • Waar verblijven de kinderen?
    • Onderhoudsgeld
    • Uitoefening ouderlijk gezag
    • Kinderbijslag
  • Het voorlopig bezit van bepaalde goederen kan worden toegekend aan één van de echtgenoten
  • Er kan een vervreemdingsverbod worden opgelegd zodat er geen gemeenschappelijke goederen kunnen verdwijnen

Belangrijk om te weten is dat er bij een procedure dringende en voorlopige maatregelen voor de Vrederechter nog geen echtscheidingsprocedure wordt opgestart.

De echtgenoten zijn dus nog steeds gehuwd.

Dringende en voorlopige maatregelen worden meestal beperkt in de tijd (6 maanden of 1 jaar). Tijdens deze periode kunnen de echtgenoten zich dan ook bezinnen over hun verdere toekomst samen (verzoening of echtscheiding).
Dringende en voorlopige maatregelen zijn eveneens mogelijk voor wettelijk samenwonenden.