Een kort overzicht van de Wet ...

Een kort overzicht van de Wet op de Continuïteit van de Ondernemingen

Sinds 01 april 2009 is de Wet op de Continuïteit van de Ondernemingen (kortweg “de WCO”) van kracht geworden.
Deze wet komt in de plaats van het Gerechtelijk Akkoord dat nooit veel succes heeft gekend.
In de praktijk bleek het Gerechtelijk Akkoord immers te duur en te omslachtig. Nog erger was dat het werd beschouwd als het voorgeborchte van het faillissement.
De WCO komt stilaan op dreef. Het is dan ook een veel verfijnder instrument om “het bedrijf in moeilijkheden” aan te pakken en zo een faillissement te vermijden.
Het loont dan ook de moeite om bij de hoofdlijnen van de WCO te blijven stilstaan.

In essentie laat de WCO, meer dan bij het Gerechtelijk Akkoord, de beslissingsmacht bij de ondernemer, die kan kiezen tussen drie sporen.

1. Een aantal preventieve maatregelen.

De ondernemer die vaststelt dat de continuïteit van zijn onderneming in het gedrang komt, kan aan de rechtbank de aanstelling van een “ondernemingsbemiddelaar” vragen om de reorganisatie van zijn onderneming te vergemakkelijken. De bedoeling is dat deze bemiddelaar, in het belang van alle partijen, een oplossing zoekt voor de (allicht financiële) problemen.

De keerzijde van de medaille is dat een schuldeiser (of correcter “elke belanghebbende”) de rechtbank kan vragen om een “gerechtsmandataris” aan te stellen en dit in het geval hij “kennelijke en grove tekortkomingen” vaststelt. Het is duidelijk dat het hier wel degelijk gaat om een soort van bewarende maatregel, indien men vreest dat de onderneming wordt leeggehaald.

2. Het minnelijk akkoord.

De WCO voorziet in een toch wel bijzondere maatregel : je kan met twee of meer (dus niet met slechts één) schuldeisers een akkoord sluiten met het oog op de gezondmaking van de financiële toestand of de reorganisatie van het bedrijf.
Dit akkoord wordt dan neergelegd op de griffie van de rechtbank van koophandel, waardoor het bij een eventueel later faillissement niet ongedaan kan worden gemaakt.

Je kan dus in alle discretie een akkoord sluiten met je belangrijkste schuldeisers (leveranciers, bank, overheid), zonder dat meteen iedereen op de hoogte wordt gebracht van je problemen.
De schuldeisers met wie je een akkoord hebt gesloten, hebben dan weer de zekerheid dat bij een later faillissement het akkoord niet wordt terug gedraaid.

Merk op dat de enige rol van de rechtbank er in bestaat om het akkoord in ontvangst te nemen en te bewaren.

3. De gerechtelijke reorganisatie.

Het derde spoor bestaat er in om onder toezicht van de rechtbank herstelmaatregelen uit te werken, met het oog op de sanering van de onderneming of een deel ervan.
In tegenstelling tot de procedure bij het minnelijk akkoord speelt de rechtbank hier dus wel een grote rol.
De procedure wordt opgestart door het neerleggen op de griffie van de Rechtbank van Koophandel van een verzoekschrift, waarbij verschillende (vooral boekhoudkundige) documenten moeten worden gevoegd. Vanaf dat ogenblik, kan de onderneming niet meer failliet worden verklaard en kunnen gerechtsdeurwaarders geen uitvoeringsmaatregelen nemen.

Belangrijk is dat de rechtbank onmiddellijk een “gedelegeerd rechter” zal aanstellen, die de rechtbank moet adviseren over de gegrondheid van het verzoek.
Je moet dus rekening houden met een afgevaardigde van de rechtbank die minstens over je schouder komt meekijken.

Gaat de rechtbank in op je verzoek, dan begint er een periode van opschorting, die niet meer mag bedragen dan zes maanden (in bepaalde omstandigheden te verlengen tot een maximum van 18 maanden is bereikt).

Ook hier kan de rechtbank overigens een “gerechtsmandataris” aanstellen, die de ondernemer moet bijstaan bij het vinden van een akkoord.
In gevallen van “grove fout of kwade trouw” kan de rechtbank nog verder gaan en een “voorlopig bewindvoerder” aanstellen, die dan het bestuur over de onderneming overneemt.

Binnen dit derde spoor, kan je dan weer opteren voor drie mogelijkheden.

Vooreerst is er het minnelijk akkoord : dit is opnieuw de mogelijkheid om met twee of meer schuldeisers een akkoord te sluiten, maar in tegenstelling met hierboven, is er nu geen sprake van discretie en gebeurt alles onder toezicht van de gedelegeerd rechter en eventueel met de bijstand van de gerechtsmandataris.
Bijzonder is wel dat men aan de rechtbank kan vragen om “onwillige” schuldeisers afbetalingstermijnen op te leggen.

Een tweede mogelijkheid is het collectief akkoord (dit komt het dichtst in de buurt van het vroegere Gerechtelijk Akkoord).
Hier is het wel degelijk de bedoeling om met alle schuldeisers (al dan niet vrijwillig) een akkoord te bereiken over een reorganisatieplan, dat ter stemming wordt voorgelegd en na goedkeuring wordt gehomologeerd door de rechtbank.

Tenslotte is er de reorganisatie door overdracht van de onderneming onder gerechtelijk gezag.
Hier zal op bevel van de rechtbank (een deel van) de onderneming worden overgedragen om zo de continuïteit te garanderen.

Dergelijke overdracht kan vrijwillig gebeuren indien de ondernemer er tijdens de procedure zelf om verzoekt.
Dergelijke overdracht kan echter, in welbepaalde situaties, ook tegen de zin van de ondernemer in gebeuren!
De rechtbank zal dan bevelen dat een deel of het geheel van de onderneming moet worden overgedragen en stelt een “gerechtsmandataris” aan om dit concreet uit te werken.
De ondernemer wordt in deze hypothese dus zondermeer opzij geschoven en zijn onderneming wordt hem of haar ontnomen.

Besluit

De WCO heeft vele kamers, waarbij het initiatief in handen van de ondernemer blijft, maar waarbij datzelfde initiatief hem ook volledig uit handen kan worden genomen.
Het komt er dus op aan om goed uit te kijken en na te gaan welke weg de meeste kansen op succes biedt.