Het concurrentiebeding bij han...

Het concurrentiebeding bij handelsvertegenwoordigers

Conform art. 104 Wet op de Arbeidsovereenkomsten wordt het concurrentiebeding voor handelsvertegenwoordigers als onbestaande beschouwd wanneer de handelsvertegenwoordiger een brutoloon van minder dan € 32.886,00 (voor 2014) per jaar verdiend.

De geldigheid van het concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor handelsvertegenwoordigers is in de eerste plaats onderworpen aan de voorwaarde dat dit beding op soortgelijke activiteiten betrekking moet hebben.

De soortgelijkheid van de activiteiten wordt zowel vanuit het oogpunt van de werknemer (zelfde functie) als vanuit het oogpunt van de werkgever (zelfde activiteiten) bekeken.
Opdat van soortgelijke activiteiten sprake zou zijn, volstaat het niet dat de concurrerende onderneming een soortgelijke activiteit heeft, de handelsvertegenwoordiger moet in die onderneming zijn activiteiten ook uitoefenen in dezelfde afdeling.

Het concurrentiebeding mag niet voor een langere duur dan 12 maanden gelden en is beperkt tot het gebied waarbinnen de handelsvertegenwoordiger zijn activiteiten uitoefent.

Verder dient het concurrentiebeding op straffe van nietigheid schriftelijk te worden gesteld.

Wanneer een handelsvertegenwoordiger zonder dringende reden door de werkgever ontslagen wordt, zelf ontslag neemt om dringende reden of er binnen de eerste zes maanden van de arbeidsovereenkomst hieraan een einde wordt gesteld, heeft het concurrentiebeding geen uitwerking.

De sanctie voor het overtreden van het concurrentiebeding bestaat in de betaling van 3 maanden brutoloon.
De werkgever kan ook opteren voor een vergoeding voor de werkelijk geleden schade, voor zover deze bewezen kan worden.

In tegenstelling tot het concurrentiebeding voor werknemers, bestaat er geen vergoeding voor de handelsvertegenwoordiger ten belope van zes maanden brutoloon bij uitoefening van het concurrentiebeding.