Prejudiciële vraag Grondwette...

Prejudiciële vraag Grondwettelijk Hof ademtest bloedproef

Iemand die een voertuig bestuurde werd onderworpen aan een ademtest, die een resultaat van ten minste 0,35 milligram per liter uitgeademde alveolaire lucht mat.

Daarna diende hij de ademanalyse te ondergaan, maar deze was niet mogelijk omdat de bestuurder niet genoeg adem had.

Er verscheen een foutmelding wegens ‘niet voldoende geblazen’.

Om deze reden werd vervolgens een geneesheer gevorderd die een bloedproef verricht heeft.

In de rechtsleer werd reeds opgemerkt dat hij die positief wordt bevonden en die wegens een te hoge alcoholconcentratie wordt veroordeeld, de kosten van de bloedproef (het afnemen van het bloedstaal en die van de deskundige die in het labo het bloedstaal analyseert) zelf dient te dragen, terwijl dit niet zo is indien de veroordeling volgt op een ademanalysetest.

De vraag werd gesteld of het niet kennelijk onredelijk is dat iemand, indien hij om medische redenen onvoldoende kan blazen en een bloedproef zich opdringt, wel de kosten moet betalen, terwijl degene die wel kan blazen geen extra kosten te dragen heeft.

Het Grondwettelijk Hof dient zich uit te spreken over volgende prejudiciële vraag:

“Schendt artikel 63 § 4 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer van 16 maart 1968 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet nu de rechter in toepassing van deze bepaling verplicht is van steeds – dus ook in die gevallen waarin een ademanalyse om medische redenen niet mogelijk is – de kosten van het nemen van de (bloed)proef en van de bloedanalyse ten laste te leggen van de onderzochte persoon (onder meer) indien de overtreding bepaald in artikel 34 § 2.1 bewezen is, terwijl er aan de vaststelling van het alcoholgehalte aan de hand van een ademanalyse geen kosten verbonden zijn en er bijgevolg door de onderzochte persoon in dat geval ook geen kosten dienen gedragen te worden.”