Vrederechter weigert onteigeni...

Vrederechter weigert onteigening (2)

Op 29 juni 2011 wees de Vrederechter van Grimbergen andermaal een vordering tot onteigening van de gemeente Zemst af.

Dit is de vierde maal op korte tijd, in een onteigening van de gemeente Zemst.

In casu betrof het een onteigening in het kader van het RUP Weerde, meer bepaald met betrekking tot percelen gelegen nabij het voetbalterrein van VK Weerde.

In deel 1 dat op 15/07/2011 verscheen kon u reeds een aantal interessante overwegingen uit het vonnis lezen.

Tevens doet de Vrederechter de toets met de wet van 29 juli 1991.

Artikel 3 van deze wet bepaalt dat

“de opgelegde motivering in de akte de juridische en feitelijke overwegingen moet vermelden die aan de beslissing ten grondslag liggen. Zij moet “afdoende zijn” terwijl zijn artikel 5 bepaalt dat “dringende noodzakelijkheid het bestuur niet ontslaat van zijn plicht zijn handelingen uitdrukkelijk te motiveren”.”

“Onder afdoende moet worden verstaan dat de beslissing voldoende door de motivering wordt gedragen (Cass. 11-09-2003, R.W. 2005/06 p. 1337). “De motivering van een onteigeningsbesluit moet vermelden waarom de onteigening noodzakelijk is, wat impliceert dat zij moet berusten op werkelijke feiten, dat daaruit een redelijk verband tussen de voorgenomen onteigening en het vooropgestelde doel kan worden afgeleid en dat, naargelang het geval, daaruit blijkt dat de genomen beleidsopties afgewogen werden”.”

“Volgens de Raad van State (het reeds vermelde arrest van 30-06-1993 – idem 08-07-2002, T. Not., 2005 p. 26) volstaat het niet dat uit het administratief dossier het bestaan kan worden afgeleid van omstandigheden die het openbaar nut kunnen rechtvaardigen, het besluit moet ze zélf vermelden. Volgens het cassatie-arrest van 11-09-2003 (R.W. 2005/06 p. 1337) daarentegen (zie ook VANDER PEYPEN, a.w., p. 64 n° 127) “mag de motivering in een ander stuk worden vermeld, maar dan moet vaststaan dat die motivering door de beslissende overheid is overgenomen”. Door niet enkel te beslissen dat het raadsbesluit en de motiveringsnota “integraal deel uitmaken van dit ministerieel machtigingsbesluit” maar bovendien te vereisen dat zij “samen met dit besluit moeten betekend worden aan de belanghebbende partijen” heeft het machtigingsbesluit zich ongetwijfeld de motivatie van beide documenten eigen gemaakt, zodat de machtiging afdoende door de motivering wordt gedragen.”

De Vrederechter zegt dat het machtigingsbesluit weliswaar gemotiveerd is doordat het zich de motivering van beide documenten heeft eigen gemaakt, maar door de niet-betekening konden de onteigenden deze motivering niet beoordelen.

“Anders gezegd hebben zij toen niet kunnen beoordelen of er inderdaad “een dringende nood is aan het realiseren van de vermelde doelstelling” laat staan vernemen wat met de “vermelde doelstelling” wordt bedoeld en hebben zij niet kunnen nagaan “waarom de onteigening noodzakelijk is”, of zij “berust op werkelijke feiten”, of “een redelijk verband kan worden afgeleid tussen de voorgenomen onteigening en het vooropgestelde doel” en of “blijkt dat de genomen beleidsopties afgewogen werden” (zie randnummer 165.2). A fortiori hebben zij niet kunnen toetsen of het machtigingsbesluit terecht heeft beslist dat “de onmiddellijke inbezitneming ten algemene nutte onontbeerlijk is” (artikel 1 van de wet van 26 juli 1962).”

Aldus wijst de Vrederechter de onteigening ook af wegens inbreuk op de artikelen 2 en 3 van de wet van 29 juli 1991.