Het Grondwettelijk Hof heeft in haar arrest d.d. 8 mei 2014 nr. 74/2014 de bepalingen van de Vlaamse Codex voor Ruimtelijke Ordening (hierna “VCRO”) aangaande de zogenaamde “bestuurlijke lus” vernietigd.
De bestuurlijke lus hield in dat de Raad voor Vergunningsbetwistingen, die bevoegd is om de wettigheid van de beslissingen houdende de stedenbouwkundige vergunningen of verkavelingsvergunningen na te gaan, aan de vergunningverlenende overheid de mogelijkheid kon geven om hangende de procedure een onregelmatigheid te herstellen of te laten herstellen (Art. 4.8.4 VCRO).
Het Grondwettelijk Hof meent dat door de toepassing van de bestuurlijke lus er afbreuk wordt gedaan aan de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de Raad voor Vergunningsbetwistingen doordat de Raad door toepassing van de bestuurlijke lus reeds aangeeft wat de uitkomst van het geschil zou zijn. Met andere woorden, dat door toepassing van de bestuurlijke lus de onregelmatigheid kan worden hersteld en de bestreden beslissing op die wijze kan blijven bestaan of kan worden bevestigd.
De wetgeving voorzag ook dat de Raad de bestuurlijke lus in elke stand van het geding kon toepassen, waardoor het recht op tegenspraak werd geschonden daar een debat over de toepassing van de bestuurlijke lus niet werd voorzien.
Bovendien werd door toepassing van de bestuurlijke lus aan de overheid de mogelijkheid geboden om in het kader van de beroepsprocedure haar motieven nog te wijzigen en aan te vullen. Hierdoor vormt de bestuurlijke lus volgens het Grondwettelijk Hof eveneens een schending op de federale wetgeving aangaande de motiveringsplicht omdat een burger zo pas kennis zou kunnen nemen van de motieven van een beslissing voor het eerst in beroep.
Het Grondwettelijk Hof heeft op basis van deze overwegingen geoordeeld dat de bestuurlijke lus ongrondwettig is en vanaf de datum van het arrest mag de Raad voor Vergunningsbetwistingen geen toepassing meer maken van de bestuurlijke lus.