De rechtbank kan steeds in een vonnis alvorens recht te doen de persoonlijke verschijning van de partijen bevelen. Deze maatregel heeft tot doel om over de grond van de zaak te kunnen oordelen
Het gerechtelijk wetboek voorziet echter zeer duidelijk dat tegen een aantal beslissingen alvorens recht te doen geen hoger beroep of verzet kan worden ingesteld, waaronder het bevel tot persoonlijke verschijning.
Het betreft de volgende artikels:
Art. 996 Ger.W.: De beslissing waarbij de partijen gelast worden persoonlijk te verschijnen, is niet vatbaar voor verzet of hoger beroep.
Art. 1046 Ger.W.: Beslissingen of maatregelen van inwendige aard, zoals bepaling van de rechtsdag, uitstel, weglating van de rol en doorhaling, alsmede vonnissen waarbij wordt bevolen dat partijen in persoon moeten verschijnen, zijn niet vatbaar voor verzet of hoger beroep.
Het is echter wel toegestaan om hoger beroep aan te tekenen tegen deze beslissing alvorens recht te doen wanneer deze beslissing veel verder gaat dan louter en alleen het bevelen van de persoonlijke verschijning van partijen. Dit kan het geval zijn wanneer de eerste rechter in zijn beslissing alvorens recht te doen de facto reeds uitspraak doet over de gegrondheid van de zaak.