Bewarend beslag onder derden

Bewarend beslag onder derden

Wanneer een schuldeiser een openstaande schuldvordering heeft ten aanzien van iemand en deze schuldvordering zeker, opeisbaar en vaststaand is, kan bewarend beslag gelegd worden.

Indien bepaalde goederen zich echter niet in handen van de schuldenaar bevinden, kan de schuldeiser bewarend beslag leggen in handen van een derde dewelke deze goederen wel onder zich heeft.

Bewarend beslag kan slechts worden gelegd indien er aan drie voorwaarden wordt voldaan:
Het beslag kan slechts gelegd worden wanneer er sprake is van hoogdringendheid. Teneinde te kunnen spreken van hoogdringendheid is het van belang dat de solvabiliteit van de debiteur in het gedrang komt.
Er dient sprake te zijn van een schuldvordering: de beslaglegger dient schuldeiser te zijn van de beslagene. Deze schuldvordering dient op haar beurt zeker te zijn, opeisbaar te zijn en vast te staan.
De beslaglegger moet bekwaam zijn.

In geval van een bewarend derdenbeslag is de derde-beslagene verplicht om alles wat de schuldenaar de beslaglegger van hem tegoed heeft onder zich te houden.

Het beslag dat echter wordt gelegd op een schuldvordering waaraan de schuldenaar slechts medegerechtigd is, betreft in principe enkel het aandeel van de schuldvordering dat de debiteur toekomt.

Een van de meest courante gevallen van derdenbeslag betreft het beslag onder de bank van de debiteur.

In de regel wordt het beslag gelegd op alle tegoeden van de debiteur. Op het ogenblik dat het beslag wordt gelegd dient de beslaglegger het voorwerp van zijn beslag niet nader te specifiëren. Zo dient de beslaglegger niet nader de rekeningnummers te vermelden.

In geval een bankrekening aan meerdere eigenaars toebehoort, hetgeen in casu het geval is, kan in principe dan ook enkel beslag worden gelegd op het gedeelte van het saldo dat aan de beslagene toebehoort.

In de praktijk zal de bank, die wordt geconfronteerd met een beslag op een dergelijke rekening, alle tegoeden onbeschikbaar maken en het volledige saldo van de rekening vermelden in haar verklaring.

Dit komt doordat de bank de interne deelgerechtigheid van de rekeninghouders niet kent.

Gezien er zo aldus eveneens beslag wordt gelegd op het aandeel van de mederekeninghouders kunnen deze laatsten de gedeeltelijke opheffing van het beslag vorderen.

Hiertoe dienen de mederekeninghouders wel hun aandeel in het saldo van de rekening aan te tonen.