Bewarend roerend/onroerend bes...

Bewarend roerend/onroerend beslag

Een schuldeiser die geconfronteerd wordt met een mogelijk insolvabele schuldenaar, kan gebruik maken van het bewarend roerend of onroerend beslag als waarborg voor zijn schuld.

Een bewarend beslag kan enkel worden gelegd indien aan de volgende welbepaalde strikte voorwaarden is voldaan:

– Hoogdringendheid (art. 1413 Ger. W.)
– Het bestaan van een schuldvordering die zeker, eisbaar en vaststaand is (art. 1415 Ger. W.)

Conform art. 1413 Ger. W. kan er enkel bewarend beslag gelegd worden indien er sprake is van een hoogdringendheid.

In concreto wordt hiermee vereist dat de solvabiliteit van de schuldenaar in het gedrang komt waardoor een latere uitvoering gevaar loopt.

Conform art. 1415 Ger. W. kan enkel toelating worden verleend voor bewarend beslag wegens het bestaan van een schuldvordering die zeker en opeisbaar is, en die vaststaande is of vatbaar voor een voorlopige raming.

Deze criteria worden door de Beslagrechter beoordeeld nadat de schuldeiser een aanvraag tot toelating tot het leggen van bewarend beslag heeft ingediend door middel van een éénzijdig verzoekschrift.

Na ontvangst van de machtiging van de Beslagrechter, dient de schuldeiser een gerechtsdeurwaarder aan te stellen die dan zal overgaan tot betekening van het beslagexploot aan de schuldenaar samen met de beschikking van de Beslagrechter.

De schuldenaar die niet akkoord gaat met de reden van het bewarend beslag beschikt over een vervaltermijn van dertig dagen om derdenverzet aan te tekenen tegen de beschikking van de Beslagrechter (art. 1419 Ger. W.).

In het geval van derdenverzet wordt de zaak opnieuw aanhangig voor de Beslagrechter die de beschikking houdende de machtiging voor het bewarend beslag afleverde.