In de tekst van 18/08/2014 “Uitwinningsvergoeding bij ontslag van een handelsvertegenwoordiger: algemene principes” worden de voorwaarden opgesomd die voldaan moeten zijn voor de uitbetaling van een uitwinningsvergoeding aan een handelsvertegenwoordiger conform art. 101 Arbeidsovereenkomstenwet.
De rechtsleer en de rechtspraak hebben een bepaalde invulling gegeven aan de voorwaarden van aanbreng van cliënteel en het lijden van een nadeel door de handelsvertegenwoordiger ten gevolge van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
Beide voorwaarden worden hieronder uitgebreid besproken.
1. Aanbreng van cliënteel
Er bestaat een wettelijk vermoeden dat de handelsvertegenwoordiger cliënteel heeft aangebracht wanneer er een concurrentiebeding opgenomen is in de arbeidsovereenkomst (art. 105 Arbeidsovereenkomstenwet).
Indien de werkgever van mening is dat de handelsvertegenwoordiger geen cliënteel heeft aangebracht, dan dient hij hiervan het bewijs te leveren.
De rechtspraak stelt over het bewijs van de aanbreng van cliënteel als volgt:
– Indien vaststaat dat een handelsvertegenwoordiger cliënteel heeft aangebracht, verandert het verwaarlozen van
die cliënteel gedurende de laatste maanden daar niets aan.
– Het is niet mogelijk te bewijzen dat er geen cliënteel werd aangebracht door een daling van het omzetcijfer aan te tonen.
– De loutere vermindering van het cliënteel volstaat niet om aan te tonen dat er geen cliënteel werd aangebracht.
– De aanbreng van cliënteel wordt niet bewezen door de vaststelling dat het zakencijfer van de handelsvertegenwoordiger
belangrijk was of dat het omzetcijfer is gestegen.
– Een cliënteel is alleen aanwezig wanneer zij voor de zaak een voordeel oplevert, te weten een mogelijkheid van
toekomstige bestellingen. Er kan bijgevolg geoordeeld worden dat er geen cliënteel werd aangebracht wanneer de
mogelijkheid van nieuwe bestellingen niet noemenswaardig is.
Het begrip ‘aanbreng van cliënteel’ betekent dat het cliënteelbestand op het vlak van omzet of aantal moet toegenomen zijn: een handelsvertegenwoordiger kan geen aanspraak maken op een uitwinningsvergoeding wanneer het aantal nieuwe klanten onvoldoende is t.a.v. het verlies dat er geweest is.
2. Handelsvertegenwoordiger lijdt nadeel ten gevolge van beëindiging van de arbeidsovereenkomst
Wanneer de werkgever zou bewijzen dat de handelsvertegenwoordiger geen enkel nadeel lijdt uit de beëindiging van de overeenkomst, dient hij eveneens geen uitwinningsvergoeding te betalen.
Dit is het geval wanneer de handelsvertegenwoordiger na zijn ontslag het cliënteel is blijven bezoeken en heeft kunnen behouden en aldus aan zijn nieuwe werkgever heeft kunnen verschaffen.
Indien de handelsvertegenwoordiger zijn activiteiten als handelsvertegenwoordiger zou stopzetten en aan de slag zou gaan in een heel andere sector, is deze vergoeding uiteraard ook niet verschuldigd aangezien hij dan zijn cliënteel verliest ten gevolge van zijn eigen beslissing.