Indien je als ondernemer-natuurlijke persoon in faling gaat, valt je volledige vermogen, zoals dat bestaat op het ogenblik van het faillissement, in het faillissement. Dat kan soms verstrekkende gevolgen hebben.
Anderzijds is er op het einde van de faillissementsprocedure wel de (quasi automatische) kwijtschelding van alle restschulden. Je kan dus met een volledige propere lei herstarten.
Soms bestaat er discussie over wat er nu moet begrepen worden onder de term “restschulden”.
In een recent arrest van 20 november 2024 heeft het Hof van Cassatie het nog eens uitgelegd.
Om de restschulden te bepalen, zijn er twee criteria:
- – Het gaat om de schulden die bestonden op het ogenblik van het openen van de faillissementsprocedure
- – En die niet (volledig) betaald zijn op het einde van de faillissementsprocedure.
In het bijzonder verduidelijkt het Hof van Cassatie nu dat schulden “bestaan” bij aanvang als ze er op dat ogenblik gewoon zijn. Het is dus niet nodig dat die schulden op dat ogenblik reeds vervallen zijn of opeisbaar zijn geworden. Het is zeker niet nodig dat die schulden reeds in een vonnis moeten zijn opgenomen.
Een nuttige precisering door het Hof van Cassatie, die een wereld van verschil kan uitmaken.
Bij vragen kan u contact opnemen met meester Jan De Rieck op 016/30 14 40 of info@advocaten-leuven.be