De plaatsbeschrijving

De plaatsbeschrijving

Aan de hand van een plaatsbeschrijving kan worden nagegaan hoe een gehuurd goed dient teruggegeven te worden bij het einde van de huur.

Sinds de wetswijziging van de huurwet dd. 25.04.2007, zijn huurder en verhuurder verplicht om een plaatsbeschrijving op te stellen.

Het is van belang dat bij de aanvang van de huur een zo omstandig mogelijke lijst (een soort inventaris) wordt opgemaakt van alle onderdelen van het gehuurde goed waarbij telkens de staat van elk onderdeel zo gedetailleerd mogelijk wordt beschreven.
Ook fotomateriaal kan hierbij handig zijn.

De procedure voor het opmaken van een plaatsbeschrijving vindt men terug in artikel 1730 en 1731 van het Burgerlijk Wetboek.

Huurder en verhuurder kunnen de plaatsbeschrijving zelf opmaken of kunnen daarnaast opteren voor een neutrale derde-deskundige (landmeter of architect).
In dit laatste geval worden de kosten van de deskundige gelijk verdeeld door de huurder en verhuurder.

De plaatsbeschrijving dient op tegenspraak te gebeuren (d.w.z. in aanwezigheid van zowel huurder als verhuurder, dan wel hun vertegenwoordigers) in de periode dat het goed onbewoond is ofwel tijdens de eerste maand van de bewoning.

Bij gebreke aan een omstandige plaatsbeschrijving, wordt de huurder vermoed het gehuurde goed ontvangen te hebben in dezelfde staat als waarin het zich bevindt op het einde van de huurovereenkomst.
Hier komt het belang van een plaatsbeschrijving tot uiting: de huurder is in voornoemd geval niet verantwoordelijk voor mogelijke schade, tenzij de verhuurder het tegendeel kan aantonen.

Indien er wel een gedetailleerde plaatsbeschrijving voorhanden is, dient de huurder de schade te herstellen die niet in de lijst werd vermeld; tenzij er sprake is van schade ontstaan door ouderdom of door normaal gebruik van het gehuurde goed.