Met de S-BVBA, ook wel starters-bvba of BVBA Starter genoemd, werd er in het Belgische recht een vennootschapsvorm in het leven geroepen voor jonge ondernemers die een onderneming willen starten, doch over onvoldoende financiële middelen beschikken. Een maatschappelijk kapitaal vanaf één euro kan immers reeds volstaan.
In feite kan men op deze manier genieten van de bescherming die een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (BVBA) biedt, zonder dat men aan de financiële voorwaarden dient te voldoen.
De oprichting en verdere uitbating van dergelijke vennootschap was evenwel onderworpen aan zeer strikte voorwaarden, waardoor de S-BVBA al snel heel wat van haar aantrekkelijkheid verloor. Bovendien zijn mogelijke kredietverschaffers, in het bijzonder banken, nogal terughoudend om leningen toe te kennen, juist omwille van het gebrek aan kapitaal. Vaak wordt derhalve een persoonlijke borgstelling gevraagd van de zaakvoerders van de S-BVBA, wat evident ingaat tegen het opzet om dergelijke vennootschap op te richten. Men dient in de praktijk dan ook vast te stellen dat de S-BVBA tot dusver nog maar weinig succes kende.
Het voordeel van de niet-verplichte kapitaalinbreng kende enkele beperkingen. Zo gold deze maatregel slechts voor zover de vennootschap niet meer dan vijf voltijdse werknemers in dienst had. Tevens diende de S-BVBA verplicht te worden omgevormd tot een klassieke BVBA binnen een periode van vijf jaar (ongeacht het aantal werknemers). Dit betekende bijgevolg dat men een kapitaalverhoging diende door te voeren tot minimaal 18.850 EUR.
Teneinde de S-BVBA aantrekkelijker te maken, werden met de Wet van 15 januari 2014 houdende diverse bepalingen inzake KMO’s (in werking getreden op 13 februari 2014) twee wijzigingen doorgevoerd. Meer bepaald werden beide voornoemde beperkingen opgeheven.
Voor de goede orde dient wel te worden opgemerkt dat de andere specifieke voorwaarden voor (de oprichting van) een S-BVBA wel blijven gelden, met andere woorden:
Enkel natuurlijke personen mogen een BVBA Starter oprichten en kunnen dat in beginsel slechts eenmalig doen (artikel 211bis W.Venn.);
De oprichters mogen niet in het bezit zijn van effecten die 5% of meer van het stemrecht in andere vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid vertegenwoordigen (artikel 211bis W.Venn.);
Bij het opstellen van het financieel plan, dat verplicht dient te worden opgemaakt bij oprichting, moet men zich laten bijstaan door een erkende boekhouder (artikel 215, tweede lid W.Venn.);
De S-BVBA moet jaarlijks 25% van de nettowinst reserveren (artikel 319bis W.Venn.);
De S-BVBA mag maximaal 13% van het gestorte kapitaal als dividend uitkeren teneinde het voordeel van het verlaagd tarief in de vennootschapsbelasting (24,25%) niet te verliezen.
Men kan zich derhalve de vraag stellen of de twee hoger vermelde wijzigingen een ommekeer kunnen brengen in het “succes”verhaal van de S-BVBA.