De ouder die niet langer samenwoont met de andere ouder en die de kinderen ten laste heeft, heeft recht op een fiscaal voordeel door middel van een verhoging van de belastingvrije som.
Dit betekent dat in principe de ouder op wiens adres de kinderen ingeschreven zijn, zal genieten van dit fiscaal voordeel.
Het is evenwel mogelijk dat het fiscaal voordeel toch gedeeld wordt bij helften tussen de beide ouders. Zulk fiscaal co-ouderschap is mogelijk ingeval de huisvesting van de kinderen gelijkmatig is verdeeld.
Teneinde te kunnen genieten van dit fiscaal co-ouderschap, is het vereist dat dit gelijkmatig verdeeld verblijf blijkt hetzij uit een beslissing van een rechtbank waarbij uitdrukkelijk vermeld wordt dat het verblijf gelijkmatig verdeeld wordt, hetzij uit een geregistreerde of een door de rechtbank gehomologeerde overeenkomst waarin uitdrukkelijk werd opgenomen dat het verblijf gelijkmatig verdeeld is en dat partijen bereid zijn de toeslagen op de belastingvrije som te verdelen.
Aanvankelijk was bijkomend vereist dat beide ouders het gezamenlijk ouderlijk gezag over de kinderen uitoefenen. Concreet hield dit aldus in dat de verdeling van het fiscaal voordeel enkel mogelijk was voor minderjarige kinderen.
Fiscaal kon een meerderjarig (studerend) kind niet meer ten laste zijn van beide ouders. Enkel de ouder bij wie het kind was ingeschreven, kon genieten van het fiscaal voordeel.
Vanaf aanslagjaar 2017 werd dit door de wetgever aangepast en werd de regeling van fiscaal co-ouderschap uitgebreid voor meerderjarige kinderen. Men verwijst thans niet meer naar het gezamenlijk ouderlijk gezag, maar wel naar de burgerlijke onderhoudsplicht.
De voormelde voorwaarde dat het gelijkmatig verdeeld verblijf, hetzij in een rechterlijke beslissing, hetzij in een geregistreerde of door de rechtbank gehomologeerde overeenkomst uitdrukkelijk wordt bepaald, blijft nog steeds gelden.