Gemeenschappelijk en eigen ver...

Gemeenschappelijk en eigen vermogen – Intresten op erfenisgelden

U bent gehuwd volgens het wettelijk stelsel van gemeenschap van goederen.

De goederen die u bezat voor het huwelijk of die u tijdens uw huwelijk heeft verkregen door schenking, erfenis of testament behoren tot uw eigen vermogen.

Gemeenschappelijke goederen daarentegen zijn ondermeer de inkomsten die u beiden verkrijgt uit uw beroepsbezigheden, doch ook de intresten van uw eigen goederen.

Indien u een aanzienlijke som geërfd heeft, zullen deze erfenisgelden behoren tot uw eigen vermogen – zelfs indien deze gelden zouden gestort worden op een gemeenschappelijke rekening.

De intresten op deze erfenisgelden – of na belegging van deze gelden in effecten de dividenden, meerwaarde, … – zijn daarentegen gemeenschappelijk.

Men dient dit onderscheid goed voor ogen te houden, vermits men bij overlijden van de echtgenoot aan de fiscus zal moeten aantonen wat eigen vermogen is voortvloeiende uit de erfenis. Ook ingeval van echtscheiding is het uiteraard van belang aan te kunnen tonen welke gelden eigen zijn en welke niet.

Het kan dan ook aangewezen zijn de opbrengsten van de eigen gelden onmiddellijk te laten overboeken door de bank op een andere rekening, zodat de vermogens zichtbaar gescheiden blijven.

Art.1399BW. Eigen zijn de goederen en schuldvorderingen die aan elk van beide echtgenoten toebehoren op de dag van het huwelijk en die welke ieder van hen tijdens het stelsel verkrijgt door schenking, erfenis of testament.
Ten aanzien van derden moet het eigendomsrecht van elk der echtgenoten op een goed dat niet van persoonlijke aard is, bij gebreke van boedelbeschrijving of tegen een bezit volgens de bepalingen van artikel 2229, bewezen worden aan de hand van titels met vaste dagtekening, van bescheiden van een openbare dienst of vermeldingen in regelmatig gehouden of opgemaakte registers, bescheiden of borderellen door de wet opgelegd of door het gebruik bekrachtigd.
Tussen de echtgenoten onderling mag het bewijs van eigendom van dezelfde goederen geleverd worden door alle middelen, met inbegrip van getuigenissen en vermoedens en zelfs van algemene bekendheid.

Art. 1400 BW. Eigen zijn, ongeacht het tijdstip van verkrijging en behoudens vergoeding indien daartoe aanleiding bestaat :
1. het toebehoren van eigen onroerende goederen of onroerende rechten;
2. het toebehoren van eigen waardepapieren;
3. de goederen aan een der echtgenoten overgedragen door een van zijn bloedverwanten in de opgaande lijn, hetzij om te voldoen wat hij hem verschuldigd is, hetzij onder verplichting een schuld van die bloedverwant aan een derde te betalen;
4. het aandeel door een der echtgenoten verkregen in een goed waarvan hij reeds medeëigenaar is;
5. de goederen en rechten die ten gevolge van zaakvervanging in de plaats treden van eigen goederen, alsook de goederen verkregen uit belegging of wederbelegging;
6. de gereedschappen en werktuigen die dienen tot het uitoefenen van het beroep;
7. de rechten verbonden aan een personenverzekering door de begunstigde zelf gesloten, die hij verkrijgt bij het overlijden van zijn echtgenoot of na de ontbinding van het stelsel.

Art.1401BW. Eigen zijn, ongeacht het tijdstip van verkrijging:
1. de klederen en voorwerpen voor persoonlijk gebruik;
2. het literaire, artistieke of industriële eigendomsrecht;
3. het recht op herstel van persoonlijke lichamelijke of morele schade;
4. het recht op een pensioen, lijfrente of soortgelijke uitkering, dat een der echtgenoten alleen bezit;
(5. de lidmaatschapsrechten verbonden aan gemeenschappelijke aandelen in vennootschappen waarin alle aandelen op naam zijn, indien die toebedeeld zijn aan of ingeschreven zijn op naam van één echtgenoot alleen.)

Art.1405BW. Gemeenschappelijk zijn:
1. de inkomsten uit de beroepsbezigheden van elk der echtgenoten, alle inkomsten of vergoedingen die ze vervangen of aanvullen, evenals de inkomsten uit openbare of particuliere mandaten;
2. de vruchten, inkomsten, interesten van hun eigen goederen;
3. de goederen geschonken of vermaakt aan de twee echtgenoten samen of aan een van hen onder beding dat die goederen gemeenschappelijk zullen zijn;
4. alle goederen waarvan niet bewezen is dat zij aan een der echtgenoten eigen zijn ingevolge enige wetsbepaling.