Grondwettelijk Hof leest geen ...

Grondwettelijk Hof leest geen ongrondwettigheden in artikel 194 van het Gemeentedecreet

Artikel 194 van het Gemeentedecreet voorziet de mogelijkheid voor een inwoner om namens de gemeente in rechte op te treden, in het geval de rechtspersonen van de gemeente dit nalaten. Het artikel werd in de Nieuwe Gemeentewet ingevoerd ter bescherming van de belangen van de gemeente tegen het stilzitten van haar eigen bestuur.

In het bodemgeschil had een van de partijen de mogelijkheid om namens de gemeente op te treden aangewend om een milieustakingsvordering in te leiden voor de Voorzitter van de Rechtbank in Eerste Aanleg. Deze inwoner was van mening dat een exploitatie werd uitgebaat in strijd met de VLAREM-regelgeving, doch ervaarde dat het gemeentebestuur hiertegen niet afdoende doeltreffend optrad. In graad van beroep haalde de inwoner zijn gelijk en werd aan de uitbater bij arrest een verbod opgelegd om zijn exploitatie in strijd met de regelgeving uit te baten, onder verbeurte van een dwangsom.

Aangezien de inwoner van mening was dat de bepalingen van het arrest niet werden nageleefd door de uitbater, stelde hij, eveneens namens de gemeente, een aantal uitvoeringsdaden ter afdwinging van het verbod zoals opgelegd door het Hof van Beroep. De uitbater verzette zich echter tegen deze uitvoeringsdaden omdat hij betwistte dat het verbod, zoals uitgesproken door het Hof niet was nageleefd. In deze procedure werd niet enkel de gegrondheid van de uitvoeringsdaden, gesteld door de inwoner namens de gemeente in vraag gesteld, maar eveneens de grondwettelijkheid van deze werkwijze. In de beslagprocedure werd de vraag gesteld of het stellen van uitvoeringsdaden namens een gemeentebestuur diens autonomie, zoals vermeld in de artikelen 41 en 162 van de Grondwet, niet op onevenredige wijze inperkte. In principe staat immers de gemeenteraad als rechtstreeks verkozen orgaan in voor de gemeentelijke belangen, en legt ze verantwoording af aan het publiek omtrent het aanwenden van de gemeentelijke financiën.

Het Hof ziet echter geen ongrondwettigheden in de delegatiemogelijkheid van artikel 194 van het Gemeentedecreet, zelfs niet in de hypothese dat een inwoner namens de gemeente uitvoeringsdaden stelt ter naleving van een arrest. Ze meent dat het beginsel van de lokale autonomie geen afbreuk doet aan de verplichting van een gemeente om hogere normen, waaronder het gemeentedecreet, na te leven tenzij deze kennelijk onredelijk zijn, of de gemeente het geheel of de essentie van hun bevoegdheden zou worden ontzegd. De specifieke voorwaarden die een inwoner dient na te leven om namens de gemeente te kunnen optreden en het feit dat het recht op uitvoering van rechterlijke beslissingen een essentieel deelaspect vormt van het beginsel van de rechtsstaat doen het Hof besluiten dat de delegatiemogelijkheid niet kennelijk onredelijk is. Het verschil in behandeling op vlak van verantwoording t.a.v. de gemeenteraad geniet volgens het Hof redelijke verantwoording.

Mr. Verstraeten stond de inwoner bij die namens de gemeente had opgetreden.

Het besproken arrest vindt u hier