Het ondernemingsbewijs

Het ondernemingsbewijs

Met de inwerkingtreding van de nieuwe insolventiewetgeving is er reeds heel wat inkt gevloeid over het toepassingsgebied van deze wetgeving.

Vaarwel handelaar, welkom ondernemer.

Deze tendens wordt (gelukkig) eveneens doorgetrokken in het nieuwe handelsrecht, of beter, het “ondernemingsrecht”.

Naast de verandering van de naam werden een aantal andere aspecten van het ondernemingsrecht ook gefinetuned. De vaste waarde van de boekhouding en de factuur blijft behouden, evenwel heeft het gloednieuwe artikel 1348bis van het Burgerlijk Wetboek twee veranderingen in petto:

De boekhouding:

Vroeger moest de handelaar het bewijs leveren van een “regelmatig” gehouden boekhouding. De ondernemer die de rechter opzoekt vanaf 1 november 2018 zal steeds beroep kunnen doen op zijn (of haar) boekhouding, waar de rechter vrij de bewijswaarde zal beoordelen.

Concreet zal het steeds voordelig zijn om de rechter van de regelmatigheid van de boekhouding te overtuigen, maar strikt genomen is het niet meer nodig.

Uiteraard kan de boekhouding alleen gebruikt worden tegen een andere ondernemer, met uitzondering van de bepalingen inzake de (gedingbeslissende) eed.

De factuur:

De bewijswaarde van de factuur wordt eveneens uitgebreid. Voorheen (versta: voor 1 november 2018) kon – strikt genomen – enkel een koop-verkoopovereenkomst bewezen worden.

Het protesteren van een factuur gebeurt nog steeds volgens de klassieke regels, met name tijdig, gedetailleerden gemotiveerd zijn hier de sleutelbegrippen.

De klassieke bewijsmiddelen blijven behouden, met enkele punctuele aanpassingen. Het devies blijft evenwel hetzelfde, een up-to-date boekhouding en glasheldere protestbrief zorgen voor een efficiënt uitgebouwd verweer of aanval.

Wanneer u het spoor bijster bent en u vreest de weg van uw maatschappelijke zetel naar de rechtbank niet meer te vinden, contacteer ons dan voor gericht advies op maat van uw onderneming.