Huur van de gezinswoning bij f...

Huur van de gezinswoning bij feitelijk samenlevende partners

Feitelijk samenlevende partners zijn koppels die ervoor kiezen om samen te leven, zonder een huwelijk of een wettelijke samenwoning aan te gaan. Dit heeft tot gevolg dat de artikelen 215, §2 en 1477, §2 van het Burgerlijk Wetboek, die een wettelijk onverdeeld huurrecht instellen in hoofde van beide echtgenoten, respectievelijk beide wettelijk samenwonenden, niet van toepassing zijn.

In geval één van de partners zijn intrek neemt in een woning die de andere huurt van een derde, kan hij niet als medehuurder worden beschouwd. Nochtans kan de huurder de andere partner er niet zo maar uitzetten. Laatstgenoemde wordt immers beschouwd als een bezetter ter bede. Er wordt namelijk van uitgegaan dat de huurder aan zijn partner het recht toekent om in het pand te verblijven en er mede het genot van te hebben. De huurder kan weliswaar op elk ogenblik een einde stellen aan de bezetting, doch slechts mits inachtname van een redelijke opzegtermijn (afhankelijk van de duur van de samenleving, de financiële positie van de partner niet-huurder, enz.)

Wanneer de samenlevende partners daarentegen samen de huurovereenkomst sluiten, is er sprake van contractuele medehuur. In dit geval kan de ene partner de andere er niet definitief uitzetten, vermits elke partner over een onderscheiden en persoonlijk recht beschikt op de bezetting en het genot van het goed. Om hieraan tegemoet te komen, kunnen de partners in de huurovereenkomst bepalen aan wie het onverdeelde huurrecht toekomt, in geval aan hun samenleving vervroegd een einde komt. Zonder toestemming van de verhuurder heeft een dergelijk beding evenwel geen uitwerking.

Wanneer je als koppel voor een duurzame relatie kiest, doch zonder het wettelijke keurslijf van een huwelijk of wettelijke samenwoning, doe je er dus goed aan om het huurcontract gezamenlijk te ondertekenen.