Tussen echtgenoten is een echtscheidingsprocedure hangende en één van de echtgenoten gebruikt in deze procedure brieven verstuurd tussen de andere (overspelige) echtgenoot en een derde persoon.
Men kan zich de vraag stellen of het aanwenden van zulke vertrouwelijke briefwisseling geen schending uitmaakt van het recht op eerbiediging van het privé-, familie- en gezinsleven, gewaarborgd door artikel 8 Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM).
Volgens Belgische rechtspraak werd geoordeeld dat noch artikel 8 E.V.R.M. noch artikel 29, lid 1 Grondwet verbod inhouden om brieven die men op een regelmatige wijze in zijn bezit heeft, te gebruiken in een echtscheidingsgeding of in de procedure strekkende tot het bekomen van dringende en voorlopige maatregelen.
Het Europees Hof van de Rechten van de Mens (EHRM) bevestigt de Belgische rechtspraak aangaande het neerleggen van vertrouwelijke briefwisseling in het kader van een procedure tot echtscheiding en komt tot een zelfde beslissing aangaande de procedure dringende en voorlopige maatregelen.
Ter motivering stelt het EHRM weliswaar dat het aanwenden van vertrouwelijke briefwisseling tussen 2 personen door een derde als een inmenging in het privéleven wordt beschouwd, doch dat zulke inmenging gerechtvaardigd is voor zover het voldoet aan de voorwaarden zoals gesteld in art. 8 §2 EVRM (bij wet voorzien, een legitiem doel dienen, en noodzakelijk zijn in een democratische samenleving).
De echtgenoot kan dus vertrouwelijke (liefdes-)brieven in de procedure gebruiken om aan te tonen dat verder samenleven onmogelijk is geworden.
Zie :
- Europees Hof voor de Rechten van de Mens (2de afd.) nr. 65097/01, 13 mei 2008 (N.N. ET T.A. / België) http://www.echr.coe.int
- Cass. (1ek.) AR C.98.0364.N – C.98.0365.N, 27 januari 2000 (N./V.) http://www.cass.be/