Vele middelgrote ondernemingen zullen er mee reeds geconfronteerd zijn: een werknemer begaat een verkeersovertreding met een van de bedrijfswagens uit het wagenpark.
In beginsel wordt het principe van de kentekenaansprakelijkheid gehanteerd: indien de bestuurder bij de vaststelling van de overtreding niet geïdentificeerd werd, wordt vermoed dat deze is begaan door de houder van de kentekenplaat van het voertuig.
Wanneer een motorvoertuig echter staat ingeschreven op de naam van een rechtspersoon (zoals bij vele bedrijfswagens het geval is), en de bestuurder tijdens de vaststelling niet kan geïdentificeerd worden, is het voor de politiediensten onmogelijk om uit te maken wie er nu juist reed.
Hoger vermeld principe kan dan niet gehanteerd worden.
Daarom werd met artikel 67ter van de Wegverkeerswet speciaal een artikel ingeschreven dat aan deze situatie tegemoet komt.
Indien het overtredende voertuig staat ingeschreven op de naam van een rechtspersoon, zal deze rechtspersoon een vraag tot inlichtingen ontvangen van de Procureur des Konings.
Binnen de 15 dagen dient de rechtspersoon (of de persoon die de rechtspersoon vertegenwoordigt) dit formulier in te vullen en de bestuurder identificeren.
Wordt er niet (tijdig) ingegaan op dit verzoek tot identificatie, riskeert de rechtspersoon een gevangenisstraf van vijftien dagen tot zes maanden en met geldboete van 200 euro tot 4 000 euro.
Het is als rechtspersoon/ondernemer aldus uitermate belangrijke een goede administratie bij te houden betreffende de bestuurders van de bedrijfswagens.