Leasing

Leasing

In de dagdagelijkse praktijk wordt er in ondernemingen veelvuldig gebruikt gemaakt van leasing . Bedrijfseconomisch is leasing immers een interessant werkmiddel.

Een ondernemer moet bij leasing niet lenen, hetgeen hij/zij in veel gevallen wél moet doen bij een aankoop. Lenen heeft bovendien consequenties voor een aantal bedrijfsratio’s: de solvabiliteit neemt af, de kredietmogelijkheden van het bedrijf verlagen, het rendement op de bedrijfsactiva vermindert,…

Het begrip leasing is niet in het Burgerlijk Wetboek gecodificeerd. Leasing is overgekomen uit de Verenigde Staten. Het betreft oorspronkelijk de Engelse benaming voor ons huurcontract. Door de jaren heen heeft leasing zich in België ontwikkeld tot een ruimer begrip dan huur.

Leasing wordt in België wel (gedeeltelijk) geregeld via het Koninklijk Besluit nr. 55 van 10 november 1967. Dit KB geeft leasing immers de wettelijke benaming “financieringshuur”, bepaalt de criteria waaraan de verrichtingen moeten voldoen[1] en voorziet in het principe van een erkenning door de Federale Overheidsdienst Economie voor de beoefening van die activiteit.

Er wordt daarentegen algemeen aangenomen dat het KB nr. 55 slechts een inspiratiebron of vertrekpunt bij leasing vormt[2]. Het KB regelt immers slechts leasing van bedrijfsgoederen (het contract dient immers betrekking te hebben op bedrijfsmateriaal) en een leasingonderneming die enkel operationele leasingcontracten[3] afsluit valt evenmin onder dit K.B., …

De definitie van leasing ontwikkelde zich bijgevolg via de rechtsleer en de rechtspraak. Leasingoperaties kan men definiëren als krediettransacties waarbij een kredietverlener (leasinggever/lessor) het genot over een goed (roerend of onroerend) aan de gebruiker-kredietnemer (leasingnemer/lessee) verschaft tegen een periodiek te betalen prijs, met de mogelijkheid voor de leasingnemer/lessee om op het einde van het contract de eigendom van het goed te verwerven tegen een vooraf bepaalde prijs[4].

[1]Art. 1 KB nr. 55: Onder “financieringshuur” of “leasing” wordt verstaan: 1 De roerende financieringshuur of “roerende leasing”, die wordt gekenmerkt als volgt: a)Zij dient betrekking te hebben op bedrijfsmateriaal dat door de huurder uitsluitend voor beroepsdoeleinden wordt gebruikt; b)Het materieel dient door de verhuurder speciaal met het oog op de huur te worden gekocht, en dit op gespecificeerde aanwijzing van de toekomstige huurder; c)De in het contract bepaalde huurtijd dient overeen te stemmen met de vermoedelijke duur van het bedrijfsgebruik van het materieel; d)De huurprijs dient zo te worden vastgesteld dat de waarde van het gehuurde materieel erdoor wordt afgeschreven over de in het contract bepaalde huurtijd; e)Het contract dient ten behoeve van de huurder in de mogelijkheid te voorzien op het einde van de huur de eigendom van het gehuurde materieel te verwerven, tegen betaling van een prijs die in het contract wordt bepaald, een prijs welke dient overeen te stemmen met de vermoedelijke residuele waarde van dat materieel.
[2]J. HERBOTS J., “Reflexions à propos de la nature du leasing, avant-contract innomé, typique et fiduciaire” (noot onder Cass.17 juni 1993), R.C.J.B. 1996, 236-237, nr.4.
[3] De operational lease is een variant op huur, waarbij de economische risico’s en de juridische eigendom bij de leasinggever liggen. Het gebruik of genot van het leaseobject is voor de leasingnemer de belangrijkste beweegreden voor het aangaan van een operationele leaseovereenkomst. Bijgevolg kent de operationele lease flexibele beëindigings-en voortzettingsmogelijkheden.
[4]K. VANHOVE, “Leasing: een complexe bijzondere overeenkomst” in P. BESELAERE, O. LENAERTS, B. TILLEMAN, A. VERBEKE (eds.), Handboek Leasing, Brugge, Die Keure, 2007, 41-60.