Wanneer men een echtscheidingsprocedure startte, diende de verzoekende echtgenoot (en in welbepaalde gevallen tevens de andere echtgenoot) persoonlijk te verschijnen op de rechtbank.
Op 1 december 2011 is evenwel de wet van 5 april 2011 “tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek wat de persoonlijke verschijning en de poging tot verzoening bij echtscheiding betreft en tot invoering van een kennisgeving over het bestaan en het nut van bemiddeling in echtscheidingszaken” in werking getreden.
Hierdoor zijn echtgenoten in principe niet langer verplicht om persoonlijk voor de rechter te verschijnen in het kader van hun echtscheidingsprocedure. Uit de praktijk was immers gebleken dat zulke persoonlijke verschijning tijdrovend was en belastend voor zowel de scheidende echtgenoten als de rechtbanken.
De rechter kan evenwel de partijen alsnog oproepen om persoonlijk te verschijnen indien
- een van de partijen of het openbaar ministerie hierom verzoekt
- de rechter de partijen wil proberen te verzoenen
- de rechter de relevantie wil nagaan van het akkoord dat gesloten werd m.b.t. de kinderen
Behalve in uitzonderlijke gevallen is de persoonlijke verschijning van partijen evenwel steeds verplicht op de zitting in kortgeding waarop de vordering over de voorlopige maatregelen m.b.t. de kinderen wordt beoordeeld. Wanneer partijen niet verschijnen, kunnen hun vorderingen vervallen worden verklaard.
Deze nieuwe wet is van toepassing op de echtscheidingsprocedures waarmee reeds een aanvang is genomen voor 1 december 2011.