Onbewoonbaarheid van de woning...

Onbewoonbaarheid van de woning – art 2 woninghuurwet – rechtspraak

De Rechtbank van Eerste Aanleg te Leuven boog zich in graad van beroep over het volgende geval:

De huurder, van Marokkaanse afkomst huurt een appartement waar er schimmel en vochtproblemen zich voordoen.

De huurder roept in dat de woning onbewoonbaar is gelet op de schimmel en vochtproblemen en vraagt aanstelling van een gerechtsdeskundige.

De gerechtsdeskundige komt ter plaatse, nadat de huur reeds beëindigd is en nadat de eigenaar reeds werken had uitgevoerd.

De gerechtsdeskundige oordeelt op basis van foto’s dat de oorzaak van de vochtproblemen te wijten zijn aan het onvoldoende verluchten in hoofde van de huurder.

De huurder is het hiermee niet eens en de Rechtbank van Eerste Aanleg stelt in graad van beroep dat de verhuurders een deloyale proceshouding hebben aangenomen en aan de huurders en gerechtsdeskundige de kans hebben ontnomen om de werkelijke oorzaak van de vochtproblemen te onderzoeken.

Door werken uit te voeren alvorens de deskundige de eerste keer ter plaatse kwam was het onmogelijk om voor de deskundige in juiste omstandigheden vaststellingen te doen;

De huurders hadden zich ook meteen bij aanvang van de huurovereenkomst beklaagd over de staat van de woning en een ambtenaar van de dienst gezondheidsinspectie en hygiëne had de woning onbewoonbaar verklaard.

De rechtbank oordeelt dan ook dat het verhuurde goed niet voldoet aan de elementaire vereiste van veiligheid zoals voorzien in art 2 van de woninghuurwet.

De huurders zijn gerechtigd de huurontbinding ten laste van de verhuurders te vorderen.

De huurders werd een schadevergoeding toegekend van € 3002,58.