Aan de partij die in het gelijk gesteld werd voor de burgerlijke rechter en voor de Raad van State, werd reeds enige tijd een rechtsplegingsvergoeding toegekend. Dit op voorwaarde dat door de in het gelijk gestelde partij expliciet om een rechtsplegingsvergoeding werd verzocht.
Een rechtsplegingsvergoeding heeft als doel op forfaitaire basis de verliezende partij een deel van de advocatenkosten van de in het gelijkgestelde partij te doen dragen. De rechtsplegingsvergoeding komt dus niet overeen met het exacte bedrag van de advocatenkosten van de in het gelijk gestelde partij.
Bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen was dit tot nog toe niet mogelijk.
Bij decreet van 9 december 2016 werd aan de Raad voor Vergunningsbetwistingen de mogelijkheid toegekend om op vraag van de partijen een rechtsplegingsvergoeding toe te kennen.
Omtrent deze rechtsplegingvergoeding werden bij uitvoeringsbesluit van de Raad voor Vergunningsbetwistingen de basis-, minimum- en maximumbedragen vastgelegd.
Deze nieuw bepaling inzake de rechtsplegingsvergoeding voor de Raad voor Vergunningsbetwistingen treedt ofwel in werking op datum die wordt bepaald door de Vlaamse Regering, ofwel 3 maanden na publicatie van het decreet 9 december 2016 in het Belgisch Staatsblad. Het decreet van 9 december 2015 werd gepubliceerd op 24 januari 2017.