Bij arrest van het Grondwettelijk Hof van 10 oktober 2019 werd geoordeeld over de opheffing van art. 194 van het gemeentedecreet.
Dit artikel bepaalde dat wanneer het college van burgemeester en schepenen of de gemeenteraad nalaat in rechte op te treden, één of meer inwoners in rechte kunnen optreden namens de gemeente.
Hieraan zijn een aantal voorwaarden verbonden, doch dit artikel werd meermaals gebruikt door diverse burgers in diverse procedures.
Ook ons kantoor heeft talrijke ervaringen met dit artikel.
De decreetgever was hier blijkbaar niet mee opgezet en besliste aldus bij het decreet van 22 december 2017 om dit artikel op te heffen.
Het sprak voor zich dat dit aanleiding moest geven tot procedures voor het Grondwettelijk Hof en dit Hof heeft dan ook beslist dat de ingevoerde bepaling dient te worden vernietigd.
Burgers hebben op basis van art. 23 van de Grondwet het recht op bescherming van het leefmilieu, hetgeen een stand still-verplichting inhoudt zodat de wetgever het beschermingsniveau dat wordt geboden niet in aanzienlijke mate mag verminderen zonder dat daarvoor redenen van algemeen belang geldig zijn.
Na onderzoek door het Grondwettelijk Hof komt het aan de rechter toe om een eventueel misbruik te bestraffen en voorziet art. 194 van het gemeentedecreet daarvoor ook de nodige voorwaarden, zoals een zekerheidsstelling.