Waar men voorheen sprak over het hoederecht en bezoekrecht over de kinderen, spreekt men vandaag over de uitoefening van het ouderlijk gezag en het omgangsrecht of het recht op persoonlijk contact.
In de regel wordt het ouderlijk gezag over de kinderen gezamenlijk uitgeoefend, ongeacht of de ouders van het kind samenleven of niet. Men noemt dit ook nog wel gezags-co-ouderschap.
Indien de ouders niet meer samenleven en er geen overeenstemming bestaat tussen de ouders over de organisatie van de huisvesting van het kind, over de belangrijke beslissingen betreffende zijn gezondheid, zijn opvoeding, zijn opleiding en zijn ontspanning en over de godsdienstige of levensbeschouwelijke keuzes of wanneer deze overeenstemming strijdig lijkt met het belang van het kind, kan de bevoegde rechter de uitoefening van het ouderlijk gezag uitsluitend opdragen aan één van beide ouders.
Men noemt dit de exclusieve uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze exclusieve uitoefening van het ouderlijk gezag betreft de uitzondering op de regel en wordt dan ook zelden door de rechtbank toegekend.
Ingeval van een gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag zal de rechtbank bij gebreke aan overeenstemming over de verblijfsregeling van de kinderen op verzoek van één van de ouders bij voorrang onderzoeken of een gelijkmatig verdeeld verblijf van de kinderen bij beide ouders mogelijk is. Zulks noemt ook wel verblijfs-co-ouderschap (hetzij de zogenaamde week-weekregeling).
Zulk verblijfs-co-ouderschap is geen verplichting en de rechter dient zijn beslissing te motiveren.