Rechtsherstel na nietigverklar...

Rechtsherstel na nietigverklaring door de Raad van State

De Raad van State is het enige rechtscollege dat onrechtmatige beslissingen van een administratieve overheid (zoals bv. de toekenning van een vergunning door de gemeente), kan vernietigen. De gewone hoven en rechtbanken kunnen onwettelijke beslissingen slechts op grond van art. 159 GW buiten toepassing laten in een concreet geschil.

Wanneer de Raad van State een onwettelijkheid vaststelt, beperkt zij zich in de regel tot de nietigverklaring van de beslissing. Dit betekent dat de bal terug in het kamp van de overheid ligt en dat het aan de overheid toekomt om aan het arrest de gepaste rechtsgevolgen te verbinden. Daarbij rust op de overheid in principe enkel het verbod om dezelfde onrechtmatigheid opnieuw te begaan. Daarbuiten staat het de overheid dus vrij om al dan niet een nieuwe beslissing te nemen. Wanneer bv. een beslissing van de gemeente waarbij zij een eerder toegekende vergunning intrekt, door de Raad van State wordt vernietigd, heeft dit tot gevolg dat de oude beslissing (waarbij de vergunning werd toegekend) herleeft, zodat de overheid evident geen nieuwe beslissing moet nemen.

In de meeste gevallen zal de overheid echter wel verplicht zijn om een nieuwe beslissing te nemen. Dit zal bv. het geval zijn wanneer de vernietiging van de benoeming van persoon X, tegelijk ook de vernietiging van de impliciete weigering om persoon Y te benoemen, inhoudt. In dergelijk geval kan de overheid er niet mee volstaan om in de zaak te berusten, maar is zij verplicht om tot een nieuwe, dit keer rechtmatige, benoeming over te gaan. Dit is ook zo, wanneer de overheid over een bepaalde termijn beschikt om over de toekenning van een aanvraag te beslissen en waarbij de eerdere weigering door de Raad van State werd vernietigd. De overheid mag niet louter de termijn laten verstrijken zonder een nieuwe beslissing te nemen. Wanneer de termijn daarentegen reeds verstreken is, kan de overheid evenwel geen nieuwe beslissing nemen. In dergelijk geval blijft de verzoeker dus in de kou staan.

Om hieraan te verhelpen, doet de verzoeker er goed aan om tegelijk met het vernietigingsberoep, een verzoek tot schorsing van de weigeringsbeslissing in te dienen, conform art. 17 van RVS-Wet. Hierdoor wordt de aanvraagtermijn geschorst totdat de Raad van State zich ten gronde heeft uitgesproken. Voorwaarde is wel dat de verzoeker een ‘ernstig middel’ opwerpt, dit is een middel dat op het eerste gezicht ontvankelijk en gegrond kan zijn, en dat hij bovendien kan aantonen dat het verstrijken van de termijn voor hem een ‘moeilijk te herstellen ernstig nadeel’ kan toebrengen. Wat de tweede voorwaarde betreft, kan alvast worden opgemerkt dat het feit dat een procedure voor de Raad van State lang kan aanslepen, niet wordt aanvaard door de Raad van State.