Het Grondwettelijk Hof heeft bij drie arresten van 21 mei 2015 haar vorige rechtspraak aangaande de rechtsplegingsvergoeding verlaten (nrs. 68/2015, 69/2015 en 70/2015).
De rechtsplegingsvergoeding is de vergoeding die de verliezende partij aan de winnende partij dient te betalen ter compensatie voor de kosten van een raadsman.
Het vorige standpunt van het Grondwettelijk Hof was dat indien een overheid in een procedure tussenkwam optredend voor het algemeen belang, deze niet kon worden veroordeeld tot het betalen van een rechtsplegingsvergoeding indien zij de verliezende partij was.
Door de nieuwe wet houdende de hervorming van de Raad van State d.d. 20 januari 2014 waarbij er een rechtsplegingsvergoeding werd ingevoerd voor de procedures voor de Raad van State, heeft het Grondwettelijk Hof echter haar vorige rechtspraak verlaten. In de zaken voor de Raad van State is namelijk vaak de overheid de verliezende partij.
Het vorige standpunt van het Grondwettelijk Hof viel bijgevolg niet meer te verzoenen met de nieuwe wet bij de Raad van State.
Concreet kan er nu een rechtsplegingsvergoeding bekomen worden van de overheid als verliezende partij in de volgende situaties:
• De ambtenaar van de burgerlijke stand en dit ten gunste van de personen die een beroep hebben ingesteld tegen de beslissing om het voltrekken van een huwelijk te weigeren
• De gemeente in het kader van een beroep tegen een beslissing van haar GAS-ambtenaar
• De staat en gemeente in het kader van een fiscaal geschil