Hoewel traditioneel de vordering tot vergoeding van schade wegens een onwettige administratieve rechtshandeling, tot de bevoegdheid van de rechterlijke orde behoort, heeft de zesde staatshervorming het mogelijk gemaakt dat ook administratieve rechtscolleges over dergelijke vorderingen kunnen beslissen.
Op 1 juli 2014 is artikel 11bis RvS-Wet in werking getreden. De Raad van State is voortaan bevoegd om een schadevergoeding tot herstel toe te kennen voor de schade die een rechtsonderhorige heeft geleden ten gevolge van een onwettige bestuurshandeling.
Artikel 11bis RvS-Wet laat toe dat elke verzoekende of tussenkomende partij die de nietigverklaring van een akte, een reglement, of een stilzwijgend afwijzende beslissing vordert voor de Raad van State, een schadevergoeding tot herstel vordert voor de Raad van State vanwege de steller van de administratieve handeling.
Men dient hierbij aan te tonen dat men een nadeel heeft geleden omwille van de onwettigheid, waarbij de Raad van State alle omstandigheden van openbaar en particulier belang in acht zal nemen bij de beoordeling hieromtrent. Het is dus mogelijk dat de geleden schade niet integraal wordt vergoed. Wel is het zo dat, in tegenstelling tot de procedure voor de burgerlijke rechter, geen fout dient te worden aangetoond, maar dat de loutere onwettigheid voldoende is.
Het verzoek tot schadevergoeding wordt uiterlijk ingediend zestig dagen na de kennisgeving van het arrest waarbij de onwettigheid werd vastgesteld. Er wordt een uitspraak gedaan over het verzoek tot schadevergoeding binnen de twaalf maanden na de kennisgeving van het arrest waarbij de onwettigheid werd vastgesteld.
De partij die het verzoek tot schadevergoeding heeft ingediend, kan geen burgerlijke aansprakelijkheidsvordering meer instellen voor de burgerlijke rechter om het herstel van hetzelfde nadeel te bekomen. Elke partij die een burgerlijke aansprakelijkheidsvordering instelt of heeft ingesteld, kan aan de afdeling bestuursrechtspraak geen vergoeding voor hetzelfde nadeel meer vragen.