Schoolkeuze van een kind

Schoolkeuze van een kind

Overeenkomstig art. 374 B.W. blijven de ouders die niet langer samenleven, het ouderlijk gezag gezamenlijk uitoefenen. Zulks houdt in dat alle belangrijke beslissingen betreffende de gezondheid, de opvoeding, de opleiding en de ontspanning en over de godsdienstige of levensbeschouwelijke keuzes omtrent de kinderen dienen genomen te worden in samenspraak met beide ouders.

Ten opzichte van derden te goeder trouw geldt dat elke ouder geacht wordt te handelen met instemming van de andere ouder wanneer hij alleen een handeling stelt die met dat ouderlijk gezag verband houdt.

Hieruit kan men afleiden dat een school – op voorwaarde dat deze te goeder trouw is en geen kennis heeft van enig discussie hierover –  er mag van uitgaan dat een ouder die alleen zijn kind komt inschrijven, hiertoe de instemming heeft van de andere ouder.

Zo gebeurt aldus al te vaak dat een ouder zonder instemming van de andere ouder een kind inschrijft op een welbepaalde school, die zich van geen enkele discussie tussen de ouders bewust is.

De ouder die hiermee geconfronteerd wordt, dient dan ook de nodige gerechtelijke stappen te nemen, waarna de jeugdrechtbank zal beslissen in welke school het kind zal ingeschreven worden, en dit rekening gehouden met het belang van het kind.

Dit kan evenwel enige tijd in beslag nemen en in afwachting hiervan zal het kind verder school blijven lopen in de school waarover geen akkoord bestaat (met alle gevolgen vandien).

Om dit vermijden kan men een procedure bij de kortgedingrechter starten of nog, een eenzijdige procedure bij de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg met verzoek de kinderen opnieuw in te schrijven in hun voormalige school.

Zulke procedure is onderworpen aan welbepaalde voorwaarden en de nodige bijstand en advies is hierin dan ook aangewezen.