Verlengde minderjarigheid

Verlengde minderjarigheid

Een minderjarige en zelfs een meerderjarige kunnen door de Rechtbank van Eerste Aanleg verlengd minderjarig worden verklaard.

Volgens artikel 487bis van het Burgerlijk Wetboek is het geval voor een persoon “van wie gebleken is dat hij wegens ernstige geestelijke achterlijkheid ongeschikt is en schijnt te zullen blijven om zichzelf te leiden en zijn goederen te beheren”.

Kortom, conform het Burgerlijk Wetboek is een verklaring in staat van verlengde minderjarigheid mogelijk voor personen die

  1. verstandelijk gehandicapt zijn,
  2. deze toestand is aangeboren, dan wel ontstaan in de vroege kinderenjaren en
  3. deze toestand dient ernstig te zijn.

Bij een minderjarige kan de verlengde minderjarigheid worden gevraagd door de vader en/of moeder, de voogd, hun advocaat of de Procureur des Konings (art. 487ter, lid 1 B.W.).

Bij een meerderjarige ligt dit initiatief bij iedere bloedverwant, de voogd van de onbekwaamverklaarde meerderjarige, hun advocaat of de Procureur des Konings (artikel 487ter, lid 2 B.W.).

De verlengde minderjarigheid wordt vermeld op de achterkant van de identiteitskaart.

Zij is in principe onomkeerbaar, maar kan toch worden opgeheven als er een belang wordt aangetoond.

Het gevolg van een verklaring in staat van verlengde minderjarigheid is dat de betrokkene enkel op vlak van burgerlijk recht met betrekking tot zijn persoon en goederen gelijkgesteld wordt met een minderjarige beneden de vijftien jaar. Dit betekent bijvoorbeeld dat een verlengd minderjarige die ouder is dan achttien jaar op strafgebied behandeld wordt als meerderjarige dader.