Artikel 11 van de Woninghuurwet bepaalt dat, wanneer een huurovereenkomst vervalt of eindigt door een opzegging, de huurder op grond van buitengewone omstandigheden een verlenging kan vragen.
De huurder moet deze verlenging uiterlijk een maand voor de vervaldag van de huur per aangetekende brief aan de verhuurder vragen.
Bij gebrek aan overeenstemming tussen de partijen, kan de rechter, rekening houdend met de belangen van de twee partijen, de verlenging toestaan.
De rechter stelt de duur van de verlenging, die bepaald moet zijn, vast.
In geval van nieuwe buitengewone omstandigheden kan bij het einde van de eerste verlenging een tweede verlenging gevraagd worden.
Voorbeelden van buitengewone omstandigheden zijn: zwangerschap, hoge leeftijd van de huurder, plotse werkloosheid, ziekte, het overlijden van een gezinslid…