Wanneer een natuurlijk persoon failliet wordt verklaard, zouden de schuldeisers zich – in theorie – na afsluiting van faillissement terug tot diezelfde natuurlijk persoon kunnen richten om het onbetaald deel van hun ingediende schuldvordering in te vorderen.
De wetgever heeft hiervoor het concept van de verschoonbaarheid van de gefailleerde ingevoerd ter bescherming van het vermogen van de natuurlijke persoon.
De gefailleerde zelf kan genieten van deze (vrijwel totale) bescherming, met uitzondering van enkele schulden:
– Vorderingen van pandhoudende en hypothecaire schuldeisers (de zogenaamde separatisten),
– Onderhoudsschulden naar aanleiding van een echtscheiding,
– Schadevergoedingen naar aanleiding van materiële schade.
De overige persoonlijke schulden en vanzelfsprekend de schulden naar aanleiding van het faillissement worden gedekt door de verschoonbaarheid. De wetgever beoogde een zogenaamde “fresh start” voor de gefailleerde.
Evenwel raakt een faillissement niet alleen de gefailleerde, maar ook zijn/haar gezinsleden. Ook in deze hypothese heeft de wetgever het nodige initiatief genomen en wordt tevens de echtgenoot (en wettelijk samenwonend partner) beschermd – vanzelfsprekend alleen wanneer de gefailleerde ook verschoonbaar wordt verklaard (artikel 82 van de Faillissementswet). De feitelijk samenwonende partner werd eveneens uit het oog verloren.
Daarnaast heeft verschoonbaarheid van de echtgenoot (en bij uitbreiding de wettelijk samenwonende partner) geen invloed op de schulden die hij/zij als een (mede)schuldenaar voor loutere privé-doeleinden heeft aangegaan.
Echter is het niet ondenkbaar (en spijtig genoeg zeer realistisch) dat de meewerkende en meelevende echtgenoot ook persoonlijk zal moeten instaan voor schulden die verwant zijn met het faillissement. Een voor de hand liggend voorbeeld is de sociale lasten dewelke een meewerkende echtgenoot (of wettelijk samenwonende partner) dient te dragen. Deze schulden zijn prima facie persoonlijke schulden en vallen dus in elk opzicht buiten de verschoonbaarheidsregeling.
De ogenschijnlijke nobele regel van de verschoonbaarheid, blijkt evenwel zijn beoogd doel niet volledig te bereiken. Een meer kwalitatief criterium op basis van het verband met het initiële faillissement dringt zich op. Een bijkomend voordeel, is dat eveneens de feitelijk samenwonende partner hier gebruik van zou kunnen maken, uiteraard wanneer het verband tussen de schuld en het faillissement is aangetoond.
Overigens werd op 11 september 2017 een nieuw wetboek insolventierecht gepubliceerd dat in werking treedt op 1 mei 2018. Hierin is een min of meer automatische kwijtschelding van de restschulden voorzien voor de gefailleerde natuurlijke persoon. Deze kwijtschelding bevrijdt ook de (ex)echtgenoot en de (ex) wettelijk samenwonende partner van de schulden van de gefailleerde aangegaan tijdens het huwelijk/samenwoning en waartoe die partner persoonlijk is gehouden. De kwijtschelding heeft echter geen gevolgen voor de persoonlijke of gemeenschappelijke schulden die vreemd zijn aan de economische activiteit.