Voor Pot Pourri II was het een welgekende praktijk: de advocaat heeft zijn zaak niet al te goed voorbereid, komt voor de rechtbank en vraagt uitstel. De rechter weigert dit en advocaat repliceert met een laconieke “OK, dan zijn wij hier weg” waarop hij (samen met cliënt) prompt de zaal verlaat. Het Openbaar Ministerie leest haar vordering voor, maar gezien desbetreffende partij niet aanwezig is zal er een vonnis worden uitgesproken bij verstek.
Of, een ander mogelijk scenario: iemand wordt gedagvaard, vergeet dit of raakt de dagvaarding kwijt tussen de paperassen en komt vervolgens niet opdagen op de zitting. Wederom leest het Openbaar Ministerie, eenzaam en alleen, haar vordering voor en wordt er een vonnis uitgesproken bij verstek. De persoon wordt hier later van op de hoogte gebracht en schrikt zich te pletter, want hoe kan hij nu veroordeeld zijn geweest als hij nergens iets van af wist?
Een tijd geleden was de oplossing zeer eenvoudig: men tekende verzet aan en kreeg een nieuwe kans in dezelfde aanleg, zonder hoger beroep te moeten aantekenen. Deze strategie werd door sommige advocaten ingeschakeld wanneer de mogelijkheid er was, gezien het recht op verzet een quasi-absoluut recht was.
De Pot Pourri II wet introduceerde echter het concept “ongedaan verzet” – een serieuze domper op de feestvreugde.
Volgens art. 187 §6 Sv. wordt een verzet ongedaan verklaard indien het individu geen redenen van overmacht kan aantonen wanneer hij verstek heeft gelaten. Eveneens wordt het verzet ongedaan verklaard indien de eiser in verzet wederom verstek laat en nogmaals verzet aantekent. Hiermee vernauwt de Pot Pourri II wet het verzet in sterke mate en wordt zowel de advocaat als het gedagvaarde individu verplicht om rekening te houden met een serieuze verstrenging in de rechtspraktijk.
Hoe dan ook is het van groot belang dat, indien u plotseling verrast wordt met een vonnis in een procedure waar u geen weet van had, u meteen contact opneemt met een advocaat om na te gaan wat in dat geval uw opties zijn.