Vrederechter weigert onteigeni...

Vrederechter weigert onteigening (1)

Op 29 juni 2011 wees de Vrederechter van Grimbergen andermaal een vordering tot onteigening van de gemeente Zemst af.

Dit is de vierde maal op korte tijd, in een onteigening van de gemeente Zemst.

In casu betrof het een onteigening in het kader van het RUP Weerde, meer bepaald met betrekking tot percelen gelegen nabij het voetbalterrein van VK Weerde.

Interessante overwegingen die terug te vinden zijn in dit vonnis zijn de volgende :

“Volgens het Hof van Cassatie (arrest van 12-10-1995, Arr. Cass., 1195 p. 877), het Arbitragehof (arrest n° 57/92 van 14-07-1992, B.S. van 20-10-1992) en de Raad van State zelf (arrest n° 1187.991 van 05-05-2003, A.P.M. 2003 p. 97 en arrest n° 121.420 van 07-07-2003, C.D.P.K. 2004 p. 123) heeft de Raad van State ter zake onteigeningen slechts een residuaire bevoegdheid, d.w.z. dat zolang de dagvaarding tot onteigening niet betekend werd, de onteigende eigenaar en alle belanghebbenden weliswaar verhaal kunnen nemen voor de Raad van State, maar dat de Raad zijn bevoegdheid verliest vanaf de gerechtelijke fase van de onteigening, zelfs indien hij eerder werd geadieerd maar nog niet heeft gestatueerd (P. Peeters, “de rechtsbescherming door het Arbitragehof en de Raad van State in het onteigeningscontentieux” in “De onteigeningsprocedure”, uitgave Intersentia 2007 pp. 5 en 10 – PAQUES, “L’expropriation pour cause d’utilité publique”, Larcier, 2001, n° 37). Bijgevolg is de vrederechter bevoegd om de hierna vermelde middelen van de onteigenden te onderzoeken.”

Meer bepaald handelt dit vonnis over artikel 5 van de wet van 26 juli 1962.

Dit artikel stelt :

“Tenminste acht dagen vóór de dag van de verschijning, dagvaardt de onteigenaar de eigenaars en de vruchtgebruikers om ter plaatse aanwezig te zijn op dag en uur door de rechter bepaald en om het opmaken van de plaatsbeschrijving bij te wonen.e dagvaarding geeft bovenaan een afschrift van:
1 het koninklijk besluit dat de onteigening uitvaardigt;
2° het verzoekschrift dat de onteigenaar heeft ingediend;
3° de beschikking van de rechter.
Zij vermeldt bovendien het aanbod dat de onteigenaar aan de gedagvaarde heeft gedaan voor de verkrijging van het onroerend goed.
De deskundige, door de rechter aangesteld, wordt door deze opgeroepen om aanwezig te zijn bij de verschijning van de partijen.”

Het machtigingsbesluit van de Minister stelde in casu dat het raadsbesluit van 27.11.2008 en de motiveringsnota van het College van Burgemeester en Schepenen integraal deel uitmaken van het machtigingsbesluit en aldus mee moeten worden betekend met de dagvaarding.

Dit was in casu niet gebeurd.

De Vrederechter stelt dat artikel 5 van deze wet de openbare orde raakt.

De onteigeningsvordering dient aldus te worden afgewezen.