Welke verkoopsovereenkomsten vallen onder de Alleenverkoopwet?
Volgens de Wet van 27 juli 1961 zijn onderworpen aan deze wet :
Art. 1
§ 1. Niettegenstaande ieder strijdig beding zijn aan de bepalingen van deze wet onderworpen:
- de concessies van alleenverkoop;
- de verkoopconcessies krachtens welke de concessiehouder nagenoeg alle producten waarop de overeenkomst slaat in het concessiegebied verkoopt;
de verkoopconcessies waarbij de concessiegever de concessiehouder belangrijke verplichtingen oplegt, die op strikte en bijzondere wijze aan de concessie gekoppeld zijn en waarvan de last zo zwaar is dat de concessiehouder groot nadeel zou lijden in geval van beëindiging van de concessie.
§ 2. Een verkoopconcessie, in de zin van deze wet, is iedere overeenkomst krachtens welke een concessiegever aan een of meer concessiehouders het recht voorbehoudt in eigen naam en voor eigen rekening produkten te verkopen, die hijzelf vervaardigt of verdeelt.
Vooreerst moet aldus worden nagegaan of de verhouding tussen partijen een overeenkomst is ten gevolge waarvan de concessiegever aan de concessiehouder het recht voorbehoudt om « in eigen naam en voor eigen rekening » producten te verkopen, die hij zelf vervaardigt of verdeelt.
Om onder het toepassingsgebied van de wet op Alleenverkoop te vallen dient er EVENEENS sprake te zijn van een verplichting tot wederverkoop, zijnde een afnameplicht.
Met verkoop in eigen naam en voor eigen rekening wordt bedoeld dat de wederverkoper het risico van de wederverkoop draagt, doordat hij bepaalde hoeveelheden moet afnemen, vaak tegen een vooraf bepaalde prijs en dus het risico moet dragen of hij deze stock al dan niet kan verder verkopen.
Het bestaan van een overeenkomst tot exclusieve verkoopsconcesse kan bewezen worden door het bijbrengen van een kaderovereenkomst, maar kan eveneens door alle middelen van recht bewezen worden (e-mails, feitelijke situaties, …).
In de rechtspraak wordt aangenomen dat er geen sprake is van een overeenkomst tot verkoopsconcessie in volgende situaties:
– Het ontbreken van een gestructureerd overleg in verband met de verkoopsorganisatie ; het ontbreken van minimum afname hoeveelheden en verkoopobjectieven alsook van een verplichting om investeringen te doen;
– Het ontbreken van verplichtingen in verband met de deelname aan vergaderingen om gezamenlijke verkoopstrategieën te bepalen, het ontbreken van verplichtingen in verband met het volgen van vormingsessies, in verband met winkelinrichting, de presentatie van de kledij, het aanhouden van een belangrijke voorraad en het ontbreken van een verbod om buiten een bepaalde regio klanten te bezoeken of te bedienen of om concurrerende producten te verkopen;
– Het ontbreken van verplichtingen quota te respecteren, gespecialiseerd personeel aan te nemen, opleidingen te volgen, reclame te maken, deel te nemen aan verkoopssalons, een voorraad wisselstukken aan te leggen of om investeringen op zich te nemen met het oog op de verdeling van producten;
Volgens vaststaande rechtspraak moet de exclusiviteit werkelijk overeengekomen zijn tussen de beweerde concessiegever en concessiehouder en volstaat zelfs een louter feitelijke situatie niet.